zondag 12 augustus 2007

Moddergevecht per auto (de modder won)

Ik wilde in de auto vanuit de stad Groningen even snel doorsteken naar het dorp waar ik woon. Dat deed ik vaak via het zandweggetje door de Peizer Maden (die overigens bitter weinig met vliegenlarven te maken hebben). Maar dat is dezer dagen niet zo verstandig meer. Nee, helemaal niet verstandig.

Dat zandweggetje ('woord van twaalf letters zonder klinkers') bleek recent geëgaliseerd te zijn. "Mooi", dacht ik, "geen hobbels meer". Ik kon zien dat er wel wat diepe bandensporen in zaten, maar daar kon ik makkelijk omheen rijden - dacht ik. Maar na enkele tientallen meters op het zandpad dacht ik "oh shit".
Het bleek dat het pad zeer recent geëgaliseerd was met pure, onvervalste bagger. Helemaal geen zandpad dus. Ik reed een paar honderd meter, in een zo hoog mogelijke versnelling om niet door te slippen, maar de motor loeide steeds harder en de auto ging steeds langzamer. Het gevoel in het stuur was compleet verdwenen - een regen van modder zo glad als snot spoot langs de ramen. Ik dacht andermaal "oh shit".
Bliksemsnel overwoog ik m'n opties. Als ik nu zou stoppen zou ik er hoe dan ook nooit op eigen kracht uitkomen. Als ik door zou ploegen zou ik een piepklein kansje hebben om de eindstreep en vaste grond onder de banden te halen. Ik besloot door te ploegen. A man's gotta do what a man's gotta do. Na een meter of zeshonderd kwam ik tot stilstand. Ik had nog minder dan honderd meter bagger voor me.


Vloekend en tierend zette ik de motor uit. Ik keek om me heen en besefte dat ik bijna in the middle of nowhere was. Hoe had ik zo stom kunnen zijn? Miljoenen jaren evolutie, biggest brains on the planet, en dan doet een mens in z'n overmoed dit? Vloek, tier. Toen ik uitstapte zakte ik met m'n pas gepoetste schoenen dertig centimeter weg in de smurrie. Nog meer vloek en tier. De auto stond tot aan de bodem in de blubber - voor de voorbumper lag een gestolde baggergolf, die de nummerplaat iets scheef had gedrukt.

Ik liep zeshonderd meter terug, naar een boerderij. De boerin kwam me hoofdschuddend tegemoet. "Goedemiddag, ik heb iets doms gedaan", zei ik. "Dat kun je wel zeggen", was het antwoord. Ze vertelde dat een aannemer de hele ochtend bezig was geweest om een op de zandweg vastgelopen shovel vlot te trekken. Zo'n grote laadschop met dikke, diep geprofileerde banden van meer dan anderhalve meter hoog. Okee, daarmee wist ik zeker dat ik hoe dan ook geen enkele kans had gemaakt.
De boerin wilde wel even vragen of d'r man genegen was om me d'r uit te trekken, maar hij was druk bezig met het uitmesten van de stal, dus het kon wel es een probleem worden. Of ik maar even wilde meelopen. Bij de stal aangekomen dacht ik weer "oh shit", want dat was een flinke berg stront die nog weggewerkt moest worden. De boer was hard aan 't werk met een trekker met laadschop om die berg te verplaatsen. Gelukkig was hij niet in een slechte bui en hoefden er nog maar een paar laadschoppen stront geschept te worden. Het redden van de auto ging wel vijfendertig euro kosten, zei-ie. Ik was al lang blij dat-ie me überhaupt wilde helpen.

Terug bij de auto sprak ik met wat medewerkers van de aannemer-van-de-shovel, die inmiddels bezig waren om de weg af te zetten met een nogal lullig rood-wit lintje. Ze vertelden (in het platste neo-Saksisch dat ik ooit gehoord heb) dat de shovel ongeveer een meter was weggezakt, een meter of drie voorbij de plek waar ik tot stilstand was gekomen. Slik.

De boer was er snel bij met z'n trekker en trok de auto er rustig en geroutineerd uit. Ik heb 'm veertig euro gegeven en gezegd dat 't okee was. Daarvoor kreeg ik een verlegen blik en "dankuwel" terug. "Je hebt wel weer wat beleefd, he?", zei de boer. "Ja, ik heb weer een mooi verhaal voor bij de centrale verwarming!", zei ik grijnzend. Met een welgemeend 'moi!' namen we afscheid.
Terug in de auto was ik blij dattie het nog deed. En dattie nog rechtuit wilde rijden, hoewel hij op snelheid wel wat trilde van de modder die nog aan de binnenkant van de velgen zat. Thuisgekomen heb ik het meeste er meteen met de tuinslang uitgespoten. De smurrie zat tot op het dak en tot achter het stuurhuis in de machinekamer. Tijdens het rijden daarna trilde de hele auto nog steeds, dus nog maar een keer met de tuinslang erbij. Het is al weken geleden, maar er ligt nog steeds een flinke laag troep op de oprit.

Geen opmerkingen: